De toediening van intraveneuze vloeistoffen behoort tot de dagelijkse routine van de anesthesioloog. Intraveneuze vloeistoffen dienen beschouwd te worden als medicamenten met hun eigen indicaties en bijwerkingen. Globaal kan onderscheid worden gemaakt tussen gebalanceerde en ongebalanceerde vloeistoffen en tussen kristalloïden en colloïden. Het toedienen van intraveneuze vloeistoffen kan o.a. leiden tot hyperchloremische acidose, hypo- en hyperkaliëmie en verstoring in de hemostase. Vochttoediening beïnvloedt bovendien de fysiologie van de circulatie en de vochtverdeling over het lichaam, onder meer door veranderingen in de viscositeit, de colloïd-osmotische druk en de integriteit van de endotheliale glycocalyx. In dit artikel worden de fysiologische aspecten van de voor- en nadelen van verschillende soorten infuusvloeistoffen besproken.
Auteurs |
Koning MD, N.J.
Bossers, S.M. |
---|---|
Thema | Nascholingsartikel |
Accreditatie | 1 accreditatiepunt |
Publicatie | 28 juni 2018 |
Editie | A&I - Jaargang 10 - editie 2 - Editie 2, 2018 |
Na het lezen van dit artikel kunt u de verschillen tussen kristalloïde en colloïdale vloeistoffen benoemen. U kent de fysiologie achter de verdeling van infuusvloeistoffen over de verschillende lichaamscompartimenten en begrijpt de theorie van de endotheliale glycocalyx en de gereviseerde vergelijking van Starling voor de principes van infusietherapie. U ziet welke invloed het toedienen van infuusvloeistoffen heeft op de viscositeit van het bloed en kent de gevolgen voor de microcirculatie.